Duikplank

oktober 2020 – aflevering 1

Waarom de naam ‘Duikplank’? Van Ruler gebruikt in zijn theologiseren vaak uitdrukkingen met beweging. Denk maar aan de volgende expressies:

  • Sta op tot de vreugde!” De titel van een meditatieboekje en één van de doelen van de prediking: ze moet de mens laten opstaan uit de dood van zijn zwaarmoedigheid tot vreugde over het heil
  • Reidans.” Eveneens de titel van een meditatieboekje en bij Van Ruler vaak een uitdrukking over Gods heilsdaden in de geschiedenis
  • Over de dogmaticus: “Hij moet de reuzenzwaai aan de rekstok kunnen proberen.” Een uitspraak in het kader van het vrije en speelse van het dogmatiseren (Verzameld Werk, deel I, 213).
  • Over het klimmen en binnendringen van de Heilige Geest: “… nu en dan moet de Geest het Woord even achter zich laten, op de een of andere manier over de muur klimmen en het huis van de mensen binnendringen om de mens aan te raken, te overreden en te overwinnen, zodat de mens bereid wordt, de poort van binnenuit te openen” (Theologisch Werk, deel III, 120).

Het beeld van een duikplank wil iets van de beweging en het dynamische van de theologie van Van Ruler weergeven. Maar ook het doel onderstrepen waarvoor dit stuk wordt aangeboden: gewoon even een frisse duik in Van Rulers theologie ter verfrissing en verdieping van ons eigen theologisch denken anno nu. Van harte aanbevolen!

Uit de actualiteit

Steeds weer en meer dringt via de kanalen van de media er boosheid, irritatie en verontwaardiging onze huiskamers of leefomgeving binnen. Mogelijk zijn we door corona op dit moment extra prikkelbaar. Maar grote verontwaardiging hangt al langer in onze maatschappelijke lucht. Dit betreft boosheid over tal van onderwerpen dichtbij en ver weg. Of het nu gaat over de rapper Akwasi die in het kader van een Black Lives Matter-protest op de Dam in Amsterdam uitspraken heeft gedaan over Zwarte Piet. Zijn scherpe, boze uitspraken lokten een golf van verontwaardiging uit via televisie en social media. We kunnen denken aan vlogger en influencer Famke Louise met haar uitspraak in het kader van de coronamaatregelen: “Ik doe niet meer mee.” Ook zij ontlokte hiermee massale irritatie en boosheid. Of denk aan de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten: hoe een debat tussen Trump en Biden mede door allerlei verwijten totaal chaotisch verliep. Om maar nog niet te spreken over de felle reacties van onlangs op de kerk in Staphorst en de vakantie van de koning naar Griekenland.

Bij sommige mensen, die niet zomaar willen meegaan met de massale boosheid, proef je vaak de verlegenheid: hoe moeten we met al die verontwaardiging toch omgaan? Bij het volgende verkiezingsdebat wordt er mogelijk een ‘stilteknop’ geïntroduceerd. Waarbij de andere kandidaat verplicht is te zwijgen om zo de chaos te bedwingen. Bij een uitzending van Beau afgelopen zomer werd, in het kader van Black Lives Matter-protesten en de uitspraken van Akwasi, door de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb gesproken over het ‘organiseren van genade’. Iemand anders in diezelfde uitzending zag graag wat meer ‘genade en barmhartigheid’. Het mooiste voorbeeld is misschien wel van Diederik Gommers die zich over Famke Louise ontfermde en haar bijpraatte over de werkelijkheid.

Dit zijn zomaar wat observaties uit de samenleving en de actualiteit: er is veel boosheid en er is verlegenheid hoe met die verontwaardiging om te gaan.

Hier volgt een meditatie van Van Ruler over 1 Korinthe 13 vers 7a: “Alles bedekt zij …” Hij spreekt niet zozeer over boosheid en verontwaardiging in de samenleving, maar over de grotere werkelijkheid van het kwaad. Boosheid en kwaad kun je niet zomaar op één noemer zetten. Er bestaat ook zoiets als een gerechtvaardigde boosheid. Maar toch, zijn die twee niet ook vaak met elkaar verbonden? Boosheid en verontwaardiging in onze samenleving als een uiting van kwaad. Als dat zo is, kunnen deze woorden en gedachten tot nadenken stemmen en richting geven.

De liefde is niet bang voor het kwaad

“Dat de liefde alles bedekt, is een uitspraak van de apostel, welke in al haar korte tijd niet zo gemakkelijk zuiver is uit te leggen. Een andere, ook mogelijke, vertaling luidt: zij draagt alles. Dat bedekken is een soort afschermen, waardoor men zelf bestand blijft tegen datgene, wat men heeft bedekt. Daar ligt, geloof ik, de kern van de gedachtengang van de apostel. Het gaat hem er in het gehele zevende vers om, uit te drukken, dat de liefde zodanige kracht en spanning in zichzelf heeft, dat zij zich in alle omstandigheden poneert, handhaaft en doorzet. Zij gaat voor niets uit de weg en laat zich ook door niets intimideren. Ook niet door de ergste dingen.

Paulus heeft met deze woorden kennelijk nog die ongerechtigheid in gedachten, waarover hij in het vorige vers sprak en waarvan hij zei, dat de liefde er niet blijde over is. Ze blijft echter een probleem. Het kwaad in de wereld is voor elk denkend en levend mens een ongehoorde moeilijkheid. Voor de liefde schijnt het op het eerste gezicht zelfs een onoverkomelijk struikelblok te zijn. Hoe kan men de wereld en de mensen nog liefhebben, als zij zo tot in de grond verkeerd zijn?

Ja hoe kan men dan God en het eigen bestaan nog beminnen?

Met andere woorden: de gehéle liefde staat op het spel. Zij wordt permanent door de slechte werkelijkheid van de wereld en het leven aangetast en ondermijnd, onmogelijk gemaakt en opgeheven.

***

Echter: dat lijkt alleen maar zo, zegt Paulus. Wanneer men zo redeneert, dat men mens en wereld, God en zichzelf niet meer echt kan liefhebben vanwege het kwaad,  dat er is, dan heeft men de liefde nog niet naar haar wezen leren kennen. Men denkt dan nog te kinderlijk en te oppervlakkig, te optimistisch en te idealistisch over de liefde.

Het is juist het wezen van de liefde, zoals hij uit het evangelie tot ons komt en door ons gekend wordt, dat zij het kwaad en de gehele verschrikkelijke werkelijkheid áán kan. Zij doet er iets mee. Zij is er tegen opgewassen. Zij bedekt haar.

Dat wil dus niet zeggen, dat zij de erge dingen niet ziet of doet, alsof zij er niet zijn.

De liefde voert geen struisvogelpolitiek. Integendeel. Juist de liefde durft de erge dingen in hun ergheid te zien, omdat zij zich er volmaakt tegen opgewassen gevoelt.

Daarom wordt zij er ook niet door ontzet en loopt zij er niet, helemaal overstuur, zodra zij iets ergs ontwaart, mee te koop. Dat is het tegendeel van dat bedekken: het òntdekken en onthullen, aan de grote klok hangen en erover roddelen.

Dat is een merkwaardige reactie en behoefte van de mens. Hij wordt daarin door veel motieven geleid. Maar één van de sterkste motieven, welke de mensen ertoe brengen, zo graag over het kwaad van anderen en van de wereld te spreken, hetzij in verontwaardiging, hetzij in leedvermaak, hetzij in verdriet, – een van de sterkste motieven is misschien wel de angst. Hij is bang voor het kwaad. Hij raakt helemaal door van zijn stuk.

En om dat af te reageren, gaat hij er druk over praten.

Zo is al dat breed uitmeten van de zonde in de wereld, zoals we dat bij voorbeeld ook in de wijsbegeerte van de geschiedenis gewend zijn te doen, althans als christenen, een teken van angst en zwakheid.

En het leidt er gewoonlijk toe, dat we voor de aarde geen moed en geen verwachting meer overhouden en daarom de wereld, als het erop aankomt, maar opgeven.

***

Dat is echter niet naar de aard van de liefde. Zij kent geen angst en ook geen zwakheid. Integendeel, ze drijft alle vrees buiten. Ook de vrees voor het kwaad. Ze durft het te zien en kan het aan en weet er weg mee en heeft daarvoor de hulp van de andere niet nodig. Zij bedekt eenvoudig alle dingen.

Dat is het ongehoorde mysterie van de liefde. Wat het precies is, is natuurlijk niet te zeggen. Wat heeft God in Christus op Golgotha gedaan met de verschrikkelijkheid en de verlorenheid van de wereldwerkelijkheid? Wanneer wij dat precies zouden kunnen zeggen, wisten we alles en waren we compleet verlost. Maar we kunnen het niet precies zeggen. Het werk van de verzoening van deze wereld voor Gods aangezicht is een diepe verborgenheid. Het moet verkondigd worden, maar het kan nooit precies in woorden gezegd worden. Men kan er wel in leven, met het hart en met de daad van het bestaan.

Dan leeft men in de liefde.

En in de liefde doet men dan hetzelfde met het kwaad, wat God in Christus’ offer ermee gedaan heeft: men bedekt het.

***

Dat wil zeggen: men jammert er niet over en wordt er ook niet wanhopig onder. Het eerste en enige, wat men ermee doet, is ook niet, dat men het bestrijdt en probeert op te heffen, om dàn pas – als dat gelukt is – gelukkig te zijn. God heeft dieper geduld met zijn wereld. En wij worden tot dit diepere geduld ook geroepen. Het is het geduld van de liefde, dat alles ziet en alles aanvaardt en alles bewaart en opspaart en alles laat geschieden en alles wat geschied is, verbergt in het hart. Kortom: het geduld van de liefde, dat alles draagt.

Dat is iets wonderlijks in de liefde: zij verdoezelt niets, maar bedekt alles; zij ziet alles en loopt met niets te koop; zij weet, welk een ondoorgrondelijk diep raadsel het kwaad, de zonde, de schuld van de mens voor God is daarom zegt zij: laten we het niet al te snel en al te goedkoop willen ontraadselen, laten wij er liever het grote, goddelijke zwijgen toe doen. Deze houding rust natuurlijk in een onuitputtelijk vertrouwen in de goedheid van het zijn, dat ook insluit het vertrouwen, dat in het einde alles heerlijk zal blijken te zijn en heerlijk zal blijken geweest te zijn.

Er wordt door het evangelie geroepen, in deze liefde in het leven te staan. Dat betekent dus, dat wij ons door géén slechtheid – die er overvloedig is – in de war laten brengen, maar zonder enige aarzeling en zonder enig voorbehoud onszelf en ons bestaan, de naaste en zijn eigenaardigheid, de wereld in haar verbijstering aanváárden. Het kwade, het raadsel, de diepte, de verschrikking moeten wij daarbij bedekken, dat wil zeggen: in ons hart sluiten, althans bedenken, dat de Here God ze in zijn hart gesloten heeft.

***

Deze houding van de liefde schept natuurlijk wel een – voor ons soms ondraaglijke -spanning. Op het hoogste moment der liefde, in de dood, riep Jezus ook, dat hij van God verlaten was. Het kàn soms ook te erg worden. Dan zijn wij geneigd, de wereld en de mensen in ons zelf maar los te laten. Wij treden dan echter uit de liefde.

Ik geloof, als ik de Bijbel goed begrijp, dat de Here God aan deze spanning van de liefde eenmaal een einde zal maken. In het eindgericht tenminste zal hij niets meer bedekken, maar àlles – de gehele wereldwerkelijkheid, de gehele gevulde tijd -binnenstebuiten keren en aan het licht brengen. Dan leven wij met God ook niet meer in de liefde, maar in de heerlijkheid. Nu is het echter nog niet zover. Nu leert het evangelie van het kruis ons nog, in de liefde Gods de wereld niet alleen te verdragen, maar te aanváárden – ja, haar lief te hebben, zoals ze is.”

Uit: De meeste van deze is de liefde, Den Haag z.j. [1957], 98-104

Verder springen

Een onderwerp in het geheel van deze meditatie is het werk van Christus op Golgotha. In Van Rulers theologisch denken kunnen we niet om Jezus Christus als Middelaar heen. Hij denkt geheel vanuit Anselmus en zondag 5 en 6 van de Heidelbergse Catechismus in termen van middelaarschap, verzoening en plaatsbekleding: Jezus Christus in onze plaats. Een paar puntige uitspraken van Van Ruler in dit kader zijn:

“… er is geen verlossing dan in en door het werk van de middelaar.” (‘De zonde in het besluit’, in: Verzameld Werk, deel III, 344-354).

“… de onvergetelijk schone antitypiek van het avondmaalsformulier rondom de nederdaling ter helle: ‘waar hij gebonden werd, opdat hij ons zou ontbinden …’ Dit is de schoonste parafrase van het evangelie, welke ik ken.” (‘Jezus als voorbeeld’, in: Verzameld Werk, deel IV-A, 114-123).

“Hij geeft God gelijk (dàt is het, wat de Middelaar aan God “geeft”) … De spits van de verzoening is niet zozeer op ons, maar op God gericht.” (‘De betekenis van het lijden van Jezus’, in: Verzameld Werk, deel IV-A, 233-243).

“Hij is de grote bliksemafleider op het huis van de wereld.” “… de middelaar geeft God radicaal gelijk, hij buigt onder het oordeel, hij draagt de vloek, dat kan hij alleen, hij doet het dan ook in onze plaats.” (Ik geloof, 82 en 90v.).

Jan Domburg, Aalst
email: domburg.j@gmail.com